RecognEYEze: detecting and discussing depression and anxiety in adults with vision impairment
Eén op de drie volwassenen met een visuele beperking ervaart depressie- en/of angstklachten. Zij ontvangen hiervoor dikwijls geen ondersteuning, wat lijkt te komen doordat depressie- en angstklachten niet altijd herkend en besproken worden. Voor onderzoekers van de Robert Coppes Stichting en de Low Vision Research Group van Amsterdam UMC reden om nader onderzoek te doen en zo het herkennen en bespreken van depressie en angst bij deze doelgroep te verbeteren.
In een tijdsbestek van vijf jaar zijn er in totaal vijf onderzoeken uitgevoerd, die deel uitmaken van promotietraject. Promovendus Edine van Munster verdedigde op 16 januari 2024 succesvol haar proefschrift met de titel ‘RecognEYEze: detecting and discussing depression and anxiety in adults with vision impairment‘ aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Bevorderende en belemmerende factoren voor cliënten en zorgprofessionals
Cliënten
Volwassenen met een visuele beperking lijken vanwege deze beperking extra belemmeringen te ondervinden bij het (h)erkennen van hun klachten. Dit wordt volgens hen veroorzaakt doordat de nadruk ligt op het verkrijgen van praktische ondersteuning met betrekking tot het gezichtsvermogen, het toeschrijven van de klachten aan de visuele beperking en door een beperkte kennis over depressie en angst als gevolg van een gebrek aan toegankelijke informatie. Daarnaast ondervinden deze personen moeilijkheden bij het bespreken van hun mentale klachten. Het lijkt erop dat zij eerst hun visuele beperking moeten erkennen voordat ze hun mentale klachten aan kunnen kaarten, en dit terwijl deze klachten juist vaak ontstaan bij mensen die het moeilijk vinden om hun visuele beperking te erkennen.
Naasten en zorgprofessionals kunnen een belangrijke rol spelen bij het (h)erkennen en bespreken van mentale klachten. Bijvoorbeeld door hun naaste of cliënt te assisteren bij het herkennen van de klachten, het aangaan van gesprekken hierover, het bieden van ondersteuning tijdens de zoektocht naar hulp, en door informatie over depressie en angst in relatie tot een visuele beperking aan te reiken.
Een uitgebreidere beschrijving van de bevorderende en belemmerende factoren wordt weergegeven in de nieuwsbrief en in het Engelstalige wetenschappelijke artikel dat gepubliceerd is in het tijdschrift BMC Health Services Research.
Zorgprofessionals
Onder andere medewerkers van expertisecentra voor blinden en slechtzienden (Bartiméus, Koninklijke Visio en de Robert Coppes Stichting) kunnen volgens mensen met een visuele beperking een belangrijke rol spelen in het (tijdig) herkennen en bespreken van depressie- en angstklachten. Een obstakel is echter dat blijkt dat symptomen van depressie en angst dikwijls toegeschreven worden aan zowel mentale gezondheidsklachten als aan iemands visuele beperking. Dit kan het herkennen van de klachten als specifiek zijnde mentale gezondheidsproblemen bemoeilijken, met als gevolg dat klachten niet als zodanig onderkend worden.
Daarnaast blijkt dat één op de vijf zorgprofessionals hun vermoedens van depressie- en angst niet standaard met hun cliënt bespreekt, en dat zij terughoudend zijn in het aanbieden van informatie over depressie en angst. Wanneer zorgprofessionals de intentie hebben om het onderwerp mentale gezondheid met hun cliënt te bespreken, is het van belang dat zij vertrouwen voelen in het ter sprake brengen hiervan én dat zij zich hierin ondersteunt voelen door de organisatie. Als aan deze behoeften wordt voldaan dan zijn zij eerder geneigd om het gesprek over mentale gezondheid te voeren.
Screenen op depressie- en angstklachten
Klachten lijken vaak niet te worden herkend, bijvoorbeeld omdat de focus van zowel cliënten als zorgprofessionals bij de praktische ondersteuning van de visuele beperking ligt. Het gebruik van een screeninginstrument voor depressie en angst kan bijdragen aan een adequate herkenning van klachten. Er is onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid, haalbaarheid en implementatie van de Patient Health Questionnaire (PHQ-4), een kort en gevalideerd instrument om te screenen op depressie- en angstklachten die ook inzetbaar is bij mensen met een visuele beperking. Zowel cliënten als zorgprofessionals tonen enthousiasme over de PHQ-4 vanwege de korte en gebruiksvriendelijke aard van de vragenlijst. Deze nodigt cliënten uit om mogelijke mentale klachten te bespreken, terwijl het zorgprofessionals de kans biedt om klachten te herkennen en te monitoren.
De aansluiting bij de huidige praktijk was één van de belangrijke punten die uit het onderzoek naar voren kwam om rekening mee te houden tijdens implementatie van de PHQ-4. Gedurende verdere implementatie van dit instrument is er aandacht nodig voor de verschillende houdingen van zowel cliënten als zorgprofessionals en is het van belang dat zorgprofessionals vertrouwen krijgen in het gebruik van het instrument. Alle resultaten van dit onderzoek zijn tevens terug te lezen in het Engelstalige wetenschappelijke artikel dat is gepubliceerd in het tijdschrift Translational Vision Science & Technology.
Internationaal model voor het bespreken van depressie
Internationaal onderzoek toonde aan dat het niet mogelijk was om universele factoren te identificeren (zowel wat betreft beroepen als landen) die bepalen of zorgprofessionals vermoedens van depressie met hun cliënten bespreken. Bij zorgprofessionals uit Wales en Australië is gebleken dat ze minder geneigd zijn hun vermoedens met cliënten te bespreken naarmate ze meer werkervaring hebben en meer obstakels ervaren bij het omgaan met depressie bij hun cliënten. Deze bevinding bleek echter niet generaliseerbaar naar Nederlandse zorgprofessionals, aangezien zij aanzienlijk minder obstakels ervaren bij het omgaan met depressie bij cliënten.
Hiervoor zijn drie mogelijke verklaringen beschreven, gericht op de verschillen tussen zorgprofessionals (oogheelkundige zorgprofessionals versus medewerkers van expertisecentra voor blinden en slechtzienden), de toegenomen aandacht voor mentale gezondheid in deze doelgroep door de jaren heen, en de variaties in de inrichting van de zorg. Deze bevindingen impliceren dat interventies ter verbetering van de herkenning van depressie- en angstklachten moeten worden afgestemd op de behoeften en verantwoordelijkheden van verschillende professionele groepen, met inachtneming van de organisatie van de zorg in elk land.
Deze mogelijke verklaringen zijn opgenomen in een aanbevelingenrapport, dat is geschreven door de projectgroep bestaande uit o.a. gedragswetenschappers, onderzoekers en ervaringsdeskundigen. Dit aanbevelingenrapport is aanleiding geweest voor de ontwikkeling van het leertraject IdentifEYE. De resultaten uit dit onderzoek en de mogelijke verklaringen voor deze resultaten zijn tevens beschreven in het Engelstalige wetenschappelijke artikel dat is gepubliceerd in het tijdschrift Acta Ophthalmologica.
Leertraject IdentifEYE
Op basis van de resultaten van eerder onderzoek en input van cliënten en zorgprofessionals zijn twee op maat gemaakte trainingen ontwikkeld over depressie en angst bij mensen met een visuele beperking. Deze trainingen, gericht op respectievelijk oogheelkunde zorgprofessionals en expertisemedewerkers, zijn geëvalueerd op haalbaarheid en potentiële effectiviteit. Zowel oogheelkunde zorgprofessionals als expertisemedewerkers toonden enthousiasme voor hun trainingen, en deze lijken uitvoerbaar binnen zowel de oogheelkunde als expertiseorganisaties.
De trainingen verhoogden het zelfvertrouwen van zorgprofessionals, verminderden barrières in het omgaan met depressie en angst bij cliënten, en moedigden hen aan actie te ondernemen bij vermoedens van mentale klachten. Desalniettemin ervoeren oogheelkunde zorgprofessionals moeilijkheden om hun nieuw verworven gedrag vast te houden. Zowel zij als expertisemedewerkers gaven aan zoekende te zijn naar manieren om het geleerde effectief toe te passen in de praktijk. Het onderzoek biedt tevens aanknooppunten om de transfer van het geleerde naar de praktijk te verbeteren.
Implementatie
Implementatie vormde een essentieel onderwerp bij het onderzoek naar het gebruik van de PHQ-4 en de evaluatie van op maat gemaakte trainingen over depressie en angst. Resultaten van deze studies tonen aan dat er draagvlak is voor de implementatie van beide interventies. Zorgprofessionals zijn van mening dat de interventies eenvoudig te integreren zijn in hun huidige werkmethoden. Echter, ze wijzen er ook op dat de huidige organisatiestrategieën en doelstellingen niet volledig aansluiten bij de PHQ-4 en de training. Dit komt doordat er weinig vastgelegd is over hoe men omgaat met depressie- en angstklachten bij cliënten. Binnen zowel de oogheelkunde als expertiseorganisaties is er behoefte aan een duidelijk beleid met betrekking tot depressie- en angstmanagement. Dit beleid dient aandacht te besteden aan de verdeling van verantwoordelijkheden tussen zorgprofessionals, processen om de signalering te stroomlijnen, en beschikbare ondersteuningsmogelijkheden.
Aanbevelingen
Op basis van de bevindingen in dit proefschrift kunnen aanbevelingen worden geformuleerd om depressie- en angstklachten bij volwassenen met een visuele beperking tijdig en adequaat te herkennen, mentale gezondheid bespreekbaar te maken en indien nodig cliënten door te verwijzen. Deze aanbevelingen concentreren zich allereerst op de organisatie van de zorg, waarbij het essentieel is dat er in de gehele zorgketen aandacht wordt besteed aan de mentale gezondheid van mensen met een visuele beperking. Niettemin wordt erkend dat dit een uitdaging vormt binnen het Nederlandse zorgstelsel vanwege de bestaande druk.
Om met deze uitdaging om te gaan, kunnen strategieën worden ingezet zoals het verstrekken van toegankelijke informatie over somberheid en angst aan cliënten, het routinematig screenen op mentale klachten bij mensen met een oogaandoening of visuele beperking om tijdig ondersteuning te kunnen bieden, en de (door)ontwikkeling van laagdrempelige ondersteuning voor cliënten. Zorgprofessionals zijn er bij gebaat om training te ontvangen zodat zij de verantwoordelijkheden rondom depressie- en angstmanagement van cliënten kunnen vervullen.
Meer informatie
Wilt u graag meer informatie over een van de onderzoeken? Bent u benieuwd naar het gebruik van de PHQ-4 bij mensen met een visuele beperking? Wilt u graag meer weten over het leertraject IdentifEYE? Hebt u andere vragen of wilt u eens van gedachten wisselen over dit onderwerp?
Dan kunt u contact opnemen met Edine van Munster, onderzoekscoördinator bij de Robert Coppes Stichting. evmunster@robertcoppes.nl